door Marco Dijkstra

In mijn vorige stukje las je dat ik tegenwoordig door de provincie Groningen fiets, om verhalen te verzamelen voor mijn studie en Fossielvrij NL. Vandaag schrijf ik over het gerucht dat Groningers stug zouden zijn en om de clou van dit stukje maar meteen weg te geven: wát een onzin. Kul. Klets. Lariekoek. Diegene die dat bedacht heeft had volgens mij z’n dag niet. In Nederland heb ik nog nooit ergens gewoond waar de mensen zo gastvrij en warm zijn. Ik zal een voorbeeld geven, uit mijn eerste week in deze streek.

Mijn studiestad, Wageningen, is niet direct een wereldstad te noemen. Ook mijn bakermat, Zaltbommel (LOVE YOU HOMEBOYS! SHOUT-OUT NAAR ZALTJE!!), is hoewel zeker, vast en zonder twijfel een heuse stad, geen waarlijk metropool. Toch voelde ik me een verdwaalde stedeling, op mij fiets onderweg naar een interview in Loppersum. Met mijn hoofd vol gedachten (en van het landschap, wijd en zijd) beukte ik in volle vaart door een hek van stroomdraad, waarna ik pijnloos zacht landde in een koeienvlaai. Het hek was kapot. Toen ik dit de boer beschaamd en besmeurd opbiechtte, bedankte hij me glimlachend: “Goed dat je het even zegt van die draadjes, anders waren er morgen tweehonderd koeien ontsnapt”. Behoorlijk vriendelijk.

Even later, nog steeds sterk geurend, werd ik joviaal binnengelaten bij het interviewadres. Ik kon me even wassen en kreeg een kop koffie. Ik mocht ook heus een biertje, of wilde ik liever vers sap? Uitdelen bleek een constante: Koekje? Taart? Wijn? Mee-eten? Logeren? Het is me allemaal meer dan eens aangeboden, thuis in de Groningse huizen. En wanneer ik me dan met een drankje in de hand in een gemakkelijke stoel had gevleid, vertelde men ook nog openhartig over heftige gebeurtenissen:

“Het is je eigen huis, dat zo staat te trillen. Je eigen huis! Dat is doodeng. Dat voelt niet goed”.

“We hadden er behoorlijk vaak ruzie over in het gezin. Ik durfde de kleinkinderen hier niet te laten spelen zonder dat onze zoon erbij was. Ik kon hun veiligheid niet garanderen.”

“Ik ben niet meer goed te been, dus ik kan nooit binnen vijf minuten mijn huis verlaten bij een beving. Dat geeft best stress, mag je weten.”

“Tijdens Huizingen [de eerste grote beving, in 2012] zat ik in bad. Badderen vind ik zo fijn, ik had me altijd voorgenomen om na mijn pensioen nooit meer te douchen. Maar sinds die beving heb ik jaren niet in bad gedurfd.”

De vrouw van dit laatste citaat is overigens eerder met pensioen gegaan omdat ze na de beving nauwelijks meer sliep. Naast het uitdelen is ook dat een constante in deze streek: vrijwel iedereen die ik spreek, in interviews en op straat, slaapt slecht tot zeer slecht. “Het was twee uur gemiddeld, en dan nog wat hazenslaapjes. Tegenwoordig vaak weer vier uur, daar ben ik heel blij mee, met die verdubbeling”. Tjonge.

Misschien als Groningers weer fatsoenlijk kunnen slapen, als ze niet meer bang hoeven zijn voor bevingen, misschien worden ze dan nóg aardiger.
Maar dat lijkt me stug.

Marco’s volgende stukje, ‘Schade’, lees je aanstaande dinsdag op deze website.

P.S. Ook veel kinderen slapen slecht. Hans de Booij schreef er een prachtig lied over.

Beeld: Kees Willemen

 

Schrijf je hier in als je deze blogs in je inbox wilt ontvangen.

FacebookTwitter