Onlangs maakte pensioenfonds PFZW bekend dat ze niet meer in fossiele bedrijven investeren. Dit is niet zomaar iets: het is een van de tien grootste pensioenfondsen ter wereld. Dat PFZW, en eerder al pensioenreuzen ABP en PME de fossiele industrie de rug toekeren, betekent een omslag in de financiële wereld en een grote overwinning voor onze divestment-beweging. Maar waarom hebben wij hier eigenlijk hiervoor gestreden? En wat is het effect van het ‘divesteren’ uit fossiel?
Zo’n tien jaar geleden kwam de divestment-beweging op: actiegroepen wereldwijd die universiteiten, overheden en pensioenfondsen willen overtuigen om niet langer in de fossiele industrie te investeren. Voordat deze beweging er was, waren al vele mensen in opstand gekomen tegen het immorele handelen van de Shells van deze wereld – vanwege olielekkages, corruptie, mensenrechtenschendingen, ingestorte huizen, vervuilde natuur en steun voor het apartheidsregime. Maar zo’n tien jaar geleden kwam daar ook gekanaliseerde woede over het falende klimaatbeleid bij.
Tot dat moment was er weinig collectieve actie voor het klimaat. Ook milieuorganisaties bleven lang hangen in het frame van ‘een beter milieu begint bij jezelf’ – een frame dat overigens gepusht werd door de fossiele industrie. Hierdoor leek het net alsof iedereen even schuldig was aan de klimaatcrisis. Maar door dat gevoel van collectieve schuld, bleef ook collectieve verontwaardiging en actie uit.
Maar laat het helder zijn: we zijn niet allemaal even verantwoordelijk voor de verhitting van onze planeet, want we hebben niet allemaal evenveel macht. Met de macht die de fossiele industrie heeft, beïnvloeden zij onze wetten. Met hun marketingcampagnes sturen ze ons denken. Met hun geld kunnen ze politici kopen en de campagnebudgetten spekken. Met hun dreigementen kunnen ze belasting ontwijken en uitfasering van fossiel tegengaan. Zij kunnen onze leefomgeving verkloten, terwijl wij met lege handen staan. En dankzij hun handelen – en het blijven oppompen en graven van fossiele brandstoffen – verliezen wij een veilige en stabiele leefomgeving, en zien wij een realiteit tegemoet van hitte, overstromingen, droogtes, water- en voedseltekorten. Met de rijkdom die zij hebben vergaard, zullen zij zich als het echt misgaat terugtrekken in hun bunkers.
De fossiele industrie heeft een ander belang
Het is gevaarlijk om naïef te zijn en te denken dat de fossiele industrie vanzelf het licht zal zien. Fossiele bedrijven hebben nou eenmaal een groot financieel belang om zo veel mogelijk olie, kolen en gas uit de grond te halen. Op het moment dat fossiele bedrijven hun reserves moeten afschrijven, dan kelderen hun winsten. Het gaat simpelweg tegen hun belangen in om écht te verduurzamen.
Tekenend is dat Shell afgelopen jaar de duurzaamheidsambities terugschroefde en een deel van de duurzaamheidsafdeling ontsloeg: met olie- en gaswinning is meer winst te behalen dan met de duurzame projecten. Ook de cijfers laten dit duidelijk zien: slechts één procent van de investeringen in groene energie wereldwijd komt van de fossiele industrie.
Aandeelhoudersactivisme bij fossiele bedrijven heeft tot nu toe dan ook weinig zoden aan de dijk gezet. Dit jaar heeft de klimaatresolutie die aandeelhouderscollectief Follow This bij Shell indiende wéér minder stemmen opgeleverd dan vorig jaar. En nadat aandeelhouders in 2001 kritische bestuursleden bij ExxonMobil gekozen kregen – en iedereen hoopte dat dit tot een koerswijziging zou leiden – heeft ExxonMobil alsnog een rechtszaak gestart tegen Follow This om de klimaatresolutie van tafel te krijgen. Van een verandering in beleid is weinig te merken.
Waar een sigarettenfabrikant geen fruit zal gaan telen, wordt een olieboer geen aanjager van duurzaamheid. Zolang we hier naïef op blijven hopen, geven we fossiele bedrijven de ruimte om door te gaan op het huidige spoor, en met hun macht de ingrijpende veranderingen die nodig zijn tegen te houden. En tijd? Dat hebben we niet.
De social license to operate: maatschappelijk vertrouwen
Dat de fossiele reuzen niet uit zichzelf gaan veranderen, betekent niet dat we met lege handen staan: we kunnen hun macht inperken en via die weg de klimaatcrisis beteugelen. En daarom is dat begrip social license to operate zo belangrijk: de maatschappelijke acceptatie van een bedrijf. Maar wat is dan die social license van de fossiele industrie?
Laten we voor één keer naar de oliereuzen zélf luisteren. In een speech uit 2012 legt de vice-president van BP uit dat fossiele bedrijven niet alleen licenties of vergunningen nodig hebben om ergens te kunnen gaan boren, maar ook een “license to operate”. Een bedrijf kan volgens hem alleen overleven en floreren als het de steun heeft vanuit de samenleving. En daarvoor is vertrouwen nodig, want, zo zegt hij: “Dat is wat ervoor zorgt dat mensen onze producten kopen, solliciteren op onze vacatures, onze aandelen kopen en onze aanwezigheid in hun gemeenschap accepteren”. Dat vertrouwen zit volgens deze oliebaas op vier terreinen:
- Vertrouwen dat er dankzij hen economische groei is
- Vertrouwen dat ze veilig werken
- Vertrouwen dat zij goed zijn voor het klimaat
- Vertrouwen dat zij goed zijn voor voor de samenleving
Dit vertrouwen hebben ze nodig, zodat ze kunnen lobbyen om de wetten naar hun hand te zetten, boorvergunningen te krijgen en klimaatbeleid te vertragen. Probeer maar eens te lobbyen als de deur gesloten blijft en de telefoon niet wordt opgenomen, omdat jij wordt gezien als een paria. (Ga maar eens na: zou jij gezien willen worden met een tabakslobbyist?)
Dit vertrouwen hebben ze nodig, omdat er geld nodig is om nieuwe fossiele projecten te starten. Dit gaat om investeringen van pensioenfondsen, en directe leningen van banken. En naarmate er minder geld beschikbaar is, wordt het duurder voor ze om geld te lenen. Divestment wordt daarom ook als financieel risico opgenomen in de jaarverslagen van Shell.
Dit vertrouwen hebben ze ook nodig, zodat (jonge) mensen bij hen willen werken. Het is niet voor niets dat Shell in hun sommatiebrief over onze Ogoni 9 poster schreef: “de poster tast [de] goede naam aan van ons bedrijf en onze medewerkers. Die worden in de privésfeer met deze boodschap geconfronteerd, en kunnen zich hiertegen niet verweren”. Dit geldt overigens net zo goed voor de CEO’s van Shell: zij willen ook op de golfbaan geaccepteerd worden. Jeroen van der Veer, oud-CEO van Shell zei verdrietig in een interview: “Het is alsof het iets ergs is als je voor Shell werkt”.
De social license afbreken
Fossiele bedrijven hebben dus een gevoelige plek, hoe machtig ze ook zijn. Ze bestaan bij de gratie van hun social license. En het goede nieuws is: die kunnen we stap voor stap afbreken. Hoe? Door in actie te komen en te zorgen dat:
- Pensioenfondsen divesteren (aandelen in fossiele bedrijven van de hand doen), zoals pensioenfondsen ABP en PFZW deden.
- Universiteiten de banden breken met fossiele bedrijven, zoals de VU deed.
- Musea sponsorrelaties met fossiele bedrijven stopzetten, zoals filmmuseum Eye deed met KLM, en het Van Goghmuseum met Shell.
- Fossiele reclame verboden wordt, zoals in steeds meer steden – bijvoorbeeld Haarlem, Tilburg en Zwolle – gebeurt.
- Personeel begint weg te lopen bij fossiele bedrijven, zoals bij Shell al gebeurde.
Met de campagne ‘ABP fossielvrij’ mobiliseerden we honderden ambtenaren, docenten en onderzoekers, en sleepten – met druk van onderop – een mega-overwinning binnen. Het nieuws ging de wereld over: dat een van ‘s werelds grootste pensioenfondsen uit fossiel stapte, was ongekend. Shell voelde zich genoodzaakt om wanhopig premier Rutte op te bellen. Ook pensioenreuzen PME en PFZW zijn inmiddels uit fossiel gestapt.
Divestmentcampagnes zijn op zichzelf al waardevol: ze stellen ons in staat om het verhaal te vertellen over de fossiele industrie, klimaatontwrichting, de oplossingen die nodig zijn en de obstakels die er liggen. Maar het wordt nog effectiever nu we aan het winnen zijn. Want plotseling gaan pensioenfondsen, culturele instellingen en universiteiten die breken met fossiel, óns verhaal vertellen. Denk aan PFZW die bevestigt dat kopjes koffie drinken met de fossiele industrie geen zin heeft gehad. Of aan ABP die zegt dat er geen ruimte meer is voor nieuwe fossiele projecten. Denk aan wetenschappelijk instituut en museum Naturalis dat de samenwerking met Shell en KLM uitsluit omdat hun klimaatplannen ontoereikend zijn. Zo wordt ons verhaal mainstream en veranderen we de sociale normen.
Oude doelwitten worden nieuwe bondgenoten
En er gebeurt nog iets als pensioenfondsen durven te kiezen voor een fossielvrij pensioen. Opeens hebben zij geen financieel belang meer bij winst van de oliereuzen. Het geld gaat juist stromen naar klimaatoplossingen – en dat is maar goed ook, want er zijn 3 tot 6 keer meer investeringen nodig dan nu het geval is. Schaarse tijd voor ‘engagement’ (door in gesprek te gaan, invloed uitoefenen op het beleid van een bedrijf waarin je investeert) gaat naar bedrijven die je wél in beweging kunt krijgen, zoals een staalbedrijf dat van kolen kan overschakelen op groene energie. Pensioenfondsen worden opeens onze bondgenoot in onze strijd voor afschaffing van fossiele subsidies en een eerlijke prijs op CO2. En in het aanspreken van banken die nog fossiel financieren.
Leren van de strijd tegen tabak
Critici van divestment verwijzen vaak naar de tabaksindustrie – een industrie die veel gemeen heeft met de fossiele industrie. Ook tabaksfabrikanten raakten hun social license kwijt dankzij de druk van patiënten, activisten, artsen en iedereen die zich uitsprak tegen de schade die roken toebrengt – en niet te vergeten: de pensioenfondsen die hun geld uit tabak haalden. Maar Big Tobacco beterde daarmee niet opeens hun leven: nog steeds verkopen ze sigaretten en zijn mensen verslaafd aan tabak. Dit wordt als argument aangedragen waarom divestment niet succesvol zou zijn.
Maar dit mist volledig het punt. De tabaksindustrie is inderdaad niet veranderd en zal dit net als de fossiele industrie ook niet uit zichzelf gaan doen. Wat wél veranderd is door het verlies van hun social license? De tabaksindustrie is ingeperkt. Hierdoor brengen we onze vrije tijd in de voetbalkantine rookvrij door, werken we in een rookvrij kantoor en zitten we in een rookvrije trein. Onze kleren stinken niet meer naar rook. En ook het percentage van mensen dat rookt is enorm gedaald, van 60 procent van de volwassenen in 1970 naar 18,9 procent in 2022.
De tabaksgeschiedenis leert ons een belangrijke les: als je de industrie te veel ruimte geeft om zelf met valse oplossingen te komen, dan slaag je maar gedeeltelijk. Dankzij de vape-sigaret zitten we nu alsnog met een nieuwe generatie die verslaafd is aan tabak. Vergelijkbare ‘oplossingen’ zie je in de olie- en gasindustrie, die vloeibaar gas (LNG) in de markt probeert te zetten als ‘transitiebrandstof’. Net als vapen wordt het verkocht als een stapje richting afkicken, maar ondertussen houdt het ons verslaafd.
Next up
Wij zijn dus nog lang niet klaar, want de fossiele industrie zal blijven terugvechten. Hun macht is zo immens; ze zitten in alle aderen van de samenleving. De telefoonlijnen met ministers staan nog open, ze zijn nog welkom bij de klimaattop, hun boodschappen dringen nog dagelijks ons leven binnen via billboards en tv-spotjes, en ze zetten nog steeds nieuwe fossiele projecten op. Maar we vertragen ze wel, we veranderen sociale normen, we maken het ze moeilijker en moeilijker. Langzaam ontstaat er meer ruimte voor de oplossingen die zo hard nodig zijn.
Kom op woensdag 19 juni naar Pakhuis de Zwijger in Amsterdam: vier onze pensioenen-overwinningen mee, en kom erachter hoe het ons gelukt is.