Door: Femke Sleegers, Den Haag Fossielvrij

Al twintig jaar proberen we de broeikasgasuitstoot te verminderen met een dunschiller: een klein beetje zuiniger met energie, een klein beetje meer windenergie. Maar ondertussen is de CO2-uitstoot alleen maar gestegen. Dat komt omdat de bron van de uitstoot – de fossiele industrie – in het klimaatbeleid ongemoeid blijft. Dat is vreemd. Waarom is er geen beleid dat de fossiele industrie beperkingen oplegt? Waarom mag er nog steeds reclame gemaakt worden voor fossiele brandstof? Waarom krijgt de fossiele industrie nog steeds subsidie? Waarom dweilen we, terwijl we de kraan verder opendraaien? Omdat de fossiele industrie het beleid bepaalt.

“Keep it in the ground”, zeggen klimaatactivisten van de Fossielvrij-beweging al jaren. “Restricties aan de fossiele industrie”, zeggen nu ook economen. Een pleidooi voor de botte bijl.

 

Beperkingen aan de bron van broeikasgassen

In het Klimaatakkoord staat hoe industrie, vervoer, wonen en landbouw minder broeikasgassen moeten uitstoten. Maar daarmee slaat het klimaatakkoord – en eigenlijk al het klimaatbeleid – een cruciale stap over, namelijk, beperkingen opleggen aan de bron van de broeikasgassen: de fossiele industrie. Zonder beleid om de bron te beperken, laat de overheid een belangrijk deel van het speelveld onbenut.

Natuurlijk, het zijn de broeikasgassen die de opwarming veroorzaken. Het is broodnodig om ze te beperken. Maar we zouden haast vergeten dat emissies een symptoom zijn van kolen, olie en gas. Zelfs de broeikasgassen in de landbouw zijn terug te voeren op fossiele brandstof, omdat fossiele brandstof de schaalvergroting mogelijk maakt die voor de problemen zorgt.

De blinde vlek

Toch richt klimaatbeleid – of kritiek op het klimaatbeleid – zich zelden rechtstreeks op het beperken van de fossiele industrie. Integendeel. Ondanks dat iedereen het er over eens is dat kolen, olie en gas een levensgevaarlijke keerzijde hebben, krijgt de fossiele industrie nog steeds subsidie, vergunningen voor nieuwe boringen en adviseert de fossiele industrie zelfs het energiebeleid van de overheid. De fossiele industrie mag ongehinderd reclame maken voor benzineauto’s en vliegreizen. En niemand maalt erom dat fossiele bedrijven langs scholen trekken om kinderen te vertellen dat onze samenleving nog héél lang olie en gas nodig heeft.

Het is alsof overheden met één kant van een schaar proberen te knippen, zeggen economen Fergus Green (London School of Economics) en Richard Denniss (The Australia Institute). De overheid – niet alleen in Nederland – steekt alle energie in het verminderen van de vraag naar fossiele energie, bijvoorbeeld met subsidies voor isolatie, elektrisch rijden en duurzame energie. Maar ze legt de producenten van fossiele energie geen strobreed in de weg, integendeel, ze legt de rode loper uit voor de kopstukken van deze bedrijven. Soms sluit er een kolencentrale, maar dan gaat elders een fossiele centrale harder draaien. De Groningse gaskraan wordt langzaam dichtgedraaid vanwege de aardbevingen. Het ‘gat’ dat daardoor valt, wordt opgevangen door gas uit kleinere velden en uit andere landen. En ondertussen pleit de overheid voor groei van Schiphol en de fossiele Rotterdamse haven. Dat is dweilen, en de kraan nog eens verder opendraaien.


Performers van Fossil Free Culture NL vragen het Van Gogh Museum de relatie met Shell te verbreken en het tijdperk van fossiele brandstoffen te beëindigen.

Maatregelen om de industrie in te perken

Bij een groot maatschappelijk probleem, zoals klimaatverandering, is het de taak van de overheid om in te grijpen. Bij andere maatschappelijke problemen doet de overheid dat door burgers en bedrijven (vraagkant) en de industrie (aanbodkant) allebei de goede kant op te sturen, al dan niet met dwingende maatregelen. Zo zette de overheid bij tabaksbeleid in op accijnsverhoging (dwingende maatregel aan de vraagkant) en publieksvoorlichting (stimulerende maatregel aan de vraagkant), maar legde de overheid de tabaksindustrie ook begrenzingen op. De tabaksindustrie mocht bijvoorbeeld geen reclame meer maken, geen sponsorcontracten afsluiten, niet aan kinderen verkopen (dwingende maatregelen aan de aanbodkant).

Gereedschapskist voor klimaatbeleid (Green en Denniss, 2018)

Geen reclame en marketing meer

Net als bij tabak komen de negatieve gevolgen van de fossiele industrie in eerste instantie vooral hard aan bij mensen die toch al kwetsbaar zijn. Maar ook de ‘sterke schouders’ zullen de dans niet ontspringen. Bij de aanpak van klimaatverandering ontbreken dwingende maatregelen aan de aanbodkant. Green en Denniss pleiten ervoor dat de overheid ook maatregelen neemt om de industrie in te perken. Bijvoorbeeld: geen reclame en marketing meer, stoppen met subsidie, begrenzen van de productie en het beetje bij beetje dichtdraaien van de fossiele kraan. Alleen al daarover praten is momenteel taboe, laat staan dat het een optie is voor beleid. Terwijl beperkingen aan de aanbodkant zowel economische als politieke voordelen heeft. We kunnen het ons niet permitteren om dit beleidsinstrument op te plank te laten liggen, gezien de mondiale ramp waar we op afstevenen, zonder controle over de rem.

Waarom legt de overheid de fossiele industrie geen beperkingen op? Waarom laat de overheid dat beleidsinstrument liggen, terwijl het zo goed heeft gewerkt in de strijd tegen roken, tegen asbest en tegen lood in benzine?

Weeffout

Vrijwel al het klimaatbeleid ter wereld borduurt voort op de afspraken in het eerste mondiale klimaatakkoord; het verdrag van Kyoto uit 1997. De fossiele industrie – voor de gelegenheid broederlijk vertegenwoordigd door dezelfde lobbyisten – dacht mee over het verdrag en pleitte tegen restricties aan de fossiele industrie. Shell sprak zich al lang voor Kyoto uit tegen restricties aan de fossiele industrie.

“I believe one responsibility of governments is to establish level playing fields, not through restrictions that hamper industry’s innovation or discourage voluntary commitment” (Shell, 1992)

Met het Kyoto-verdrag heeft de wereld het zich moeilijk gemaakt om het klimaatprobleem de baas te worden. Door doelstellingen te formuleren op het symptoom (broeikasgassen) in plaats van de oorzaak (fossiele industrie) en door de oplossing over te laten aan marktmechanismen (zoals een prijs op CO2), is er een essentiële weeffout in het klimaatbeleid geslopen. En niet per ongeluk.

De honderd fossiele bedrijven die pakweg driekwart van de uitstoot voor hun rekening nemen, konden na Kyoto gewoon door met wat ze altijd al deden: het zoeken naar nieuwe fossiele bronnen, het opschroeven van hun productie. Mondiaal klimaatbeleid staat hen niet in de weg. De dunschiller waarmee landen hun emissies reduceren, raakt hen niet. Ondertussen rekenen ze uit hoeveel energie er nodig is voor de steeds verder gaande digitalisering, robotisering, gemaksindustrie, de wereldwijde bevolkingsgroei en de economische groei van arme landen. De olie- en gasbedrijven weten: wij kunnen nog even vooruit met onze voorraden olie en gas, want no way dat duurzame energie aan die vraag kan voldoen. No way dat deze vraag door overheidsbeleid verminderd wordt.

De botte bijl

Daarom is het nu, na bijna twintig jaar klimaatbeleid met de dunschiller, hoog tijd voor de botte bijl. De overheid laat een belangrijk beleidsinstrument om klimaatverandering te beteugelen in de kast liggen. Om klimaatverandering op tijd te stoppen moeten we naast maatregelen om de vraag naar fossiele brandstof te beïnvloeden en alternatieve energie te stimuleren, óók de fossiele industrie rechtstreeks aanpakken. Hoog tijd om de hele gereedschapskist te gebruiken. Stap 1: zorg dat de fossiele industrie niet meer mag meepraten over klimaatbeleid.

 

 

FacebookTwitter